Ik schaam mij voor mijn onstuitbare hunkeringen naar kleine tederheden. Ik schaam me voor mijn geschrokken stiltes, als ik voor mezelf op hoor te komen volgens alle regels der moderne assertiviteit. Het meest schaam ik me voor mijn kwetsbaarheid.
-Vilan van der Loo – Lexicon der Liefde
Ik weet dat ik best mag huilen.
Ook als het eigenlijk een slechte film is.
Dat het jou niets uitmaakt.
Maar ik ben nu eenmaal heel erg lelijk als ik huil.
Dus het maakt wèl uit.
Ik heb zo mijn mindere kanten.
Dat geef ik ook wel toe.
Maar dat betekent niet dat jij die mag zien.
Ik weet het wel.
Dat jij dat schattig vind.
Maar als ik lach om je grappen is dat toch ook schattig?
Ja, ik hóef natuurlijk niet te lachen.
Maar ik moet er wèl echt om lachen.
Om je slechte grappen.
En dat er soms iets tussen je tanden zit vind ik ook niet erg.
Maar als er dan iets tussen mijn tanden zit is het nog wel erg.
Dat hoef jij helemaal niet te zien.
En ik ga ook geen scheten laten waar jij bij bent, als je dat soms denkt.
Dat durf ik nog niet eens als ik met mezelf alleen ben.
Prima, als jij dat wilt doen.
Dan doe ik alsof ik dat heel vies vind en dan sla ik je met een kussen en dan lachen we en dan sla jij mij met een kussen en dan gaan we vechten en dan geef jij mij de kieteldood.
Maar niet te lang.
Niet zo lang dat ik in mijn broek plas.
Want dan is het niet leuk meer.
Dus vlak daarvoor stoppen.
Als mijn hoofd al rood is en ik buikpijn van het lachen heb en de tranen over mijn gezicht lopen.
Dan stoppen.
En de tijd staat heel even stil, zodat we elkaar aan kunnen kijken en nahijgen.
Dan mag je me kussen. En dan gaan we vrijen.
Als ik dan iets mompel over benen scheren doe jij net alsof jij dat niet hebt gehoord en alsof je de stoppels niet voelt.
En als we hebben gevreeën voelt het zo vertrouwd dat ik de deur van de badkamer open laat als ik een plas doe.
Maar daar mag je dan niets over zeggen, anders doe ik hem alsnog dicht.
Soms voel ik me zo stom.
Dan word ik bijvoorbeeld wakker en zie een grote kwijlvlek op mijn kussen, of ik kijk in de spiegel en mijn mascara is over mijn hele gezicht uitgesmeerd.
En dat heb jij natuurlijk ook wel gezien, maar je hebt er niets over gezegd omdat je weet dat ik me dan stom voel.
Maar dan zie ik het in de spiegel en dan voel ik me alsnog stom.
Terwijl jij ook kwijlt als je slaapt.
En jij draagt dan wel geen make-up maar jij hebt weer andere dingen.
Alleen jij voelt je er nooit stom over.
Dus dan voel ik me weer stom dat ik me wel stom voel over dat soort dingen.
Wat is stom een stom woord.
Net als pindakaas.
Pindakaas
Pindakaas
Pindakaas
Pindakaas
Pindakaas
Pindakaas
Pindakaas
Pindakaas
Pindakaas
Pindakaas
Pindakaas
Pindakaas
Pindakaas
Pindakaas
Pindakaas
Pindakaas
Pindakaas
Pindakaas
Pindakaas
Pindakaas
En dat jij me gewoon twintig keer pindakaas laat zeggen, alsof dat helemaal niet raar is.
Jij vindt alles wat ik doe maar de normaalste zaak van de wereld.
Als ik ineens begin te huilen.
Niet eens om een zielige film of omdat er iemand kanker heeft of om een doodgereden katje.
Maar gewoon zomaar.
Of als ik iets niet kan of niet weet waarvan ik vind dat ik het wel had moeten kunnen of weten.
Zoals wat een bepaald verkeersbord betekent of wat de kortste weg naar de supermarkt is.
Of hoe de magnetron werkt en dat je cola niet mag schudden.
Want dan gaat het spuiten.
Dan lach je me niet uit.
Maar je doet gewoon gewoon en je legt het uit aan mij.
Terwijl je ook best weet dat ik het heel vaak dan nog niet begrijp, maar wel driftig knik en lief naar je lach en doe alsof ik het wel snap.
Dat ik dacht dat in de rosse buurt alle huizen roze waren en jij deed alsof dat ook echt zo was.
Dat ik de dure ontbijtbordjes van je moeder kapot liet vallen en jij de schuld op je nam.
Dat ik mijn shirt binnenstebuiten aanhad en jij dat ook deed zodat iedereen dacht dat het expres was.
Dat ik je verjaardag was vergeten en jij deed alsof je een dag later jarig was, zodat ik kon doen alsof ik het niet vergeten was.
Dat ik heel erg dronken en jij mijn haar omhooghield toen ik in de pleepot kotste en dat je toen alles opruimde zodat ik de volgende ochtend kon doen alsof ik me er niets meer van kon herinneren.
Dat je weet dat ik niet kan fietsen, dus een tandem huurt en dan tegen iedereen zegt dat jij dat gewoon romantisch vindt.
Dat jij appelsap in mijn champagneglas schenkt als er niemand kijkt omdat ik niet durf te zeggen dat ik dat eigenlijk niet lust.
Dat je weet dat ik niet in de achtbaan durf, maar dat niet durf te zeggen en dat jij dan ook niet gaat, zodat het minder opvalt en dat je dan met mij in de zweefmolen, omdat ik niet alleen erin wil gaan.
Dat je daarna zegt dat je het echt heel erg leuk vond en nog een keer erin wil gaan, omdat je weet dat ik stiekem nog wel een keer wil, maar denk dat jij dat kinderachtig vindt.
Dat je weet van mijn telefoonangst en dat jij mij daarom altijd belt, zodat ik kan doen alsof ik op het punt stond om je te bellen, maar dan niet toe hoef te geven dat ik het niet durfde.
Dat ik naar het toilet ga en mijn rok in mijn maillot zit en je dan heel onopvallend met je hoofd knikt zodat ik het snel goed kan doen voordat iemand het heeft gezien.
Dat ik koffie over mijn jurk gooi en jij gewoon een doekje gaat halen.
En dat je weet dat ik dit allemaal weet.
Dat ik daarom van je hou.
En dat ik het niet durf te zeggen.
Omdat ik mij.
Omdat ik mij.
Omdat ik mij.
Omdat ik jij.
Dat ik dat jij.
Dat ik jij mij.
Dat jij mij.
Dat ik mij.
Dat ik mij schaam.
Omdat ik mij schaam.
Dat jij dat weet.
Dat het jou niets uitmaakt.
Wat zijn we ook allemaal tragisch hetzelfde…
We zijn het alleen in staat anders te verwoorden.
Je zegt het mooi, Lou.
Dit was de mijne:
http://njcovers.wordpress.com/2008/03/21/monoloog-van-een-meisje/